!i

Vrijheidsbeperkende maatregelen: fixatie - afzondering en dwang

Vrijheidsbeperkende en vrijheidsberovende maatregelen

Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn alle maatregelen die een beperking van keuzevrijheid en/of de bewegingsvrijheid en/of contact met de buitenwereld van de patiënt inhouden. Ze bestaan in verschillende gradaties, gaande van afdelingsafspraken over beperkingen in contact met de buitenwereld tot vrijheidsberoving.

Vrijheidsberovende maatregelen zijn alle maatregelen die een beperking van de bewegingsvrijheid van de patiënt inhouden. Deze maatregelen hebben een grote impact op patiënten en houden ook risico’s in voor de betrokken medewerkers. Het beroven van de vrijheid om te bewegen, mag enkel als laatste noodmaatregel toegepast worden. Enkel bij acuut en ernstig gevaar voor de patiënt zelf of voor anderen en als er geen alternatieven overblijven. Het doel kan dus enkel zijn om de patiënt en/of diens omgeving te beschermen.

Er zijn verschillende soorten vrijheidsbeperkende en vrijheidsberovende maatregelen. Enkele gekende zijn: een gesloten afdeling, medicatie, bedhekkens, pols- en enkelbandjes, een voorzettafel, een slaapzak, een isolatiekamer, … Deze worden altijd zorgvuldig afgewogen en zijn dus uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen waarbij we er naar streven om deze ‘zo weinig mogelijk’, ‘zo kort mogelijk’ en ‘zo veilig mogelijk’ te gebruiken. Az Damiaan is immers een fixatiearm ziekenhuis waarbij het gebruik van vrijheidsberovende interventies enkel en alleen wordt toegepast wanneer er ernstige schade wordt toegebracht, of dreigt te worden toegebracht, aan de fysieke en / of psychische integriteit van de persoon zelf of van anderen.

Fixatie

Fixatie is elke handeling of elk gebruik van materiaal of medicatie die de bewegingsvrijheid van een persoon beperkt, verhindert of belemmert, waarbij de persoon niet zelfstandig zijn bewegingsvrijheid kan herwinnen.

Dit kan fysiek, mechanisch of medicamenteus zijn:

  • Fysieke interventie: Fixatie door middel van een interventie waarbij de patiënt door hulpverleners vastgehouden of geïmmobiliseerd wordt of waarbij de patiënt op een gecontroleerde wijze verplaatst wordt of zich laat verplaatsen. Dit gebeurt wanneer (1) er sprake is van een crisis met direct gevaar voor de patiënt en/of de omgeving en deze kan niet op korte termijn afgewend worden, (2) er geen verbaal of non-verbaal contact mogelijk is om afspraken te maken én (3) de gevaarlijke situatie niet afgewend kan worden door de-escalerende acties.
  • Mechanische fixatie: Fixatie door middel van het aanwenden van mechanische hulpmiddelen bevestigd aan of in de directe omgeving van de patiënt. De patiënt kan deze niet zelfstandig verwijderen. Ergonomische hulpmiddelen die niet zelfstandig verwijderd kunnen worden, zijn geen mechanische fixatie tenzij ze buiten hun oorspronkelijke doelstelling gebruikt worden.
  • Medicamenteuze fixatie: Fixatie door middel van het acuut en chronisch gebruik van medicatie die de bewegingsvrijheid beperkt, verhindert of belemmert.

Overwegen en beslissen om over te gaan tot fixatie gebeurt door een arts in overleg met de leden van het behandelteam. Bij het overwegen van het type van fixatie maatregel, wordt rekening gehouden met de betrokken partijen: de patiënt, de zorgverleners en de naasten (bv. partner, familie, …). Er wordt altijd voor de minst ingrijpende maatregel gekozen.

De patiënt wordt indien mogelijk en aangewezen betrokken bij het instellen van deze maatregel. Ook de contactpersoon en/of vertrouwenspersoon van de patiënt wordt indien mogelijk en aangewezen op de hoogte gebracht en betrokken bij het opstarten van de maatregel. Bij het instellen van de maatregel, worden er onmiddellijk afspraken gemaakt voor het beëindigen ervan.

Fixatie gebeurt steeds onder verhoogd toezicht. Dit betekent dat er meer frequent en diepgaander dan normaal opvolging wordt voorzien opdat de maatregel zo kort als mogelijk gehouden kan worden. Er is hiervoor een continue evaluatie van de maatregel in overleg met het team en de arts.

Na het stopzetten van de fixatie ten slotte volgt er een gesprek met de patiënt. Indien mogelijk en aangewezen ook met de contactpersoon en/of vertrouwenspersoon van de patiënt. Het verloop van de maatregel wordt besproken en er wordt gepolst naar de beleving.

Afzondering

Afzondering is het verblijf van een patiënt in een daartoe speciaal voorziene individuele afzonderingskamer of in een andere individuele ruimte die de patiënt niet zelfstandig kan verlaten. Een afzonderingskamer is een specifiek veilig ingerichte en hoog beveiligde ruimte die de patiënt niet op eigen houtje kan verlaten.

Bij acuut en ernstig gevaar voor de patiënt zelf of voor anderen én als er geen alternatieven overblijven, dan kan er worden overgegaan tot afzondering in een individuele ruimte. Deze maatregel is ook gekend onder de term ‘isolatie’ en kan met of zonder fixatie. Een afzondering van een patiënt leidt dus niet automatisch tot fixatie van de patiënt.

Het afzonderen van een patiënt wordt zorgvuldig afgewogen en enkel toegepast indien er geen therapeutisch alternatief beschikbaar is. In overleg met het team en de arts wordt dit voortdurend geëvalueerd en zo kort als mogelijk gehouden. Ook hier geldt dus ons streven naar ‘zo weinig mogelijk’, ‘zo kort mogelijk’ en ‘zo veilig mogelijk’.

Bij het instellen van deze maatregel wordt de zorggebruiker in heldere en klare taal uitgelegd wat er gebeurt, waarom dit gebeurt en wat de bedoeling is. Indien mogelijk en aangewezen wordt ook de contactpersoon en/of vertrouwenspersoon van de patiënt hiervan geïnformeerd.

Bij het instellen van deze maatregel, worden er onmiddellijk afspraken gemaakt voor het beëindigen ervan. Bij fixatie zal vervolgens na 15 minuten gecontroleerd worden op veiligheid en comfort.  Elke verder contact is gericht op contactherstel en evaluatie van de maatregel.

De afzonderingskamer op afdelingen 610 en 620 (PAAZ) staat onder camerabewaking om continue monitoring mogelijk te maken.

Na het stopzetten van de afzondering ten slotte volgt er een gesprek met de patiënt. Indien mogelijk en aangewezen ook met de contactpersoon en/of vertrouwenspersoon van de patiënt. Het verloop van de maatregel wordt besproken en er wordt gepolst naar de beleving.

Dwang

Er is sprake van dwang wanneer iemand tegen zijn wil wordt genoodzaakt iets te doen of te laten. Een dwangbehandeling is een behandeling die wordt toegepast op (1) een persoon die in staat is zijn toestemming te geven, maar dit weigert, of op (2) een persoon die niet in staat is toe te stemmen, maar zich tegen de behandeling verzet. Dwangmedicatie is het toedienen van medicatie (bv. kalmeringsmiddelen) aan (1) een persoon die in staat is zijn toestemming te geven, maar dit weigert, of aan (2) een persoon die niet in staat is toe te stemmen, maar zich tegen het toedienen van de medicatie verzet. 

Bij patiënten die een gevaar voor zichzelf of anderen zijn (agressie, suïcidegevaar, …), kan medicatie onder dwang toegediend worden ter bescherming van de patiënt en/of de omgeving.

Het toedienen van medicatie onder dwang gebeurt steeds in overleg met het begeleidende team en altijd op voorschrift van de arts. De toediening van de medicatie en de observaties daarbij worden nauwgezet in het patiëntendossier genoteerd.

Bij het instellen van deze maatregel, worden er onmiddellijk afspraken gemaakt voor het beëindigen ervan. Net zoals bij fixatie en afzondering wordt er bij deze maatregel zowel tijdens als na het gebruik van dwangmedicatie, aangestuurd op gesprek met de patiënt en indien mogelijk en aanwezen ook met de contactpersoon en/of vertrouwenspersoon van de patiënt. Na het gebruik van dwang wordt het verloop van de maatregel besproken en wordt er gepolst naar de beleving.